Nicolas Boileau-Despréaux (1636-1711)

Un sot trouve toujours un plus sot qui l’admire

Boileau studeerde rechten en werd advocaat, maar richtte zich vervolgens met studies op minder zakelijke gebieden, zoals religie, en koos uiteindelijk voor een bestaan als schrijver en dichter. Zijn familie bekleedde voorname posities in het land en vond deze keuze een Boileau onwaardig. Als leeftijdgenoot van Lodewijk XIV werd Nicolas in 1677 wel koninklijke geschiedschrijver van Frankrijk.

In 1674 schreef hij De poëtische kunst, een soort gedicht dat verdeeld is in Canto I t/m IV en in totaal elfhonderd regels omvat. De laatste regel van Canto I is: ‘Een dwaas vindt altijd een nog grotere dwaas die hem bewondert.’ Dat is een conclusie die drieënhalve eeuw later nog dagelijks wordt ervaren.