16. Meer van minder

In 1976 begin ik met een dagboek: gedachten over bepaalde ervaringen en belevenissen. Ik wil later kunnen oordelen hoe het leven is verlopen. Het zijn snelle notities, zonder ambitie proza te produceren, louter voor het oproepen van herinneringen. Na een halfjaar aantekeningen duurt het enige jaren voor ik weer iets opschrijf. Op 7 januari 1976 schreef ik in mijn dagboek: Prof. dr. Hartog schrijft in zijn column in NRC Handelsblad ook over de toegenomen specialisatie en ‘steeds meer weten van steeds minder’ en over het feit dat ‘deskundigheid slecht past in een anti-elitaire denkrichting’. In mijn artikel in het FD heb ik dat eerste ook aangeroerd en gepleit voor de allround manager die de rode draad nog wel ziet. En op 9 april 1976 schreef ik: De artikelen in De Ingenieur blijven de huidige mode volgen, dat wil zeggen: een zacht verhaal met foto’s geïllustreerd, die niets uitstaande hebben met de werkelijke inhoud. Ik nam mij voor hier eens iets over te schrijven. Enfant terrible?

Als ik voor de beoordeling van een zaak in de loop der jaren in toenemende mate van steeds meer pagina’s over steeds minder moet kennisnemen, is de gedachte altijd dat dit de geest van deze tijd is, en dat geldt vaak evenzo bij het lezen van publicaties in vakbladen. Uit mijn dagboek blijkt echter dat ik dit veertig jaar geleden ook al ervoer. Spontaan kwam de wens er met de schrijver van de column nog eens van gedachten over te wisselen, maar professor Floor Hartog, van 1960 tot 1983 hoogleraar economie in Groningen, is niet meer op aarde. De kritische blik van senioren op het hedendaagse wordt in het algemeen gezien alsof ouderen de voor de jongere generatie wel vanzelfsprekende ontwikkeling in denken en doen niet meer kunnen volgen. Veertig jaar geleden was ik echter van de jongere generatie en constateerde ik die dwaze ontwikkeling in denken en doen ook al.

Ik was in mijn gedachten op zoek naar iets wat aan het nieuwe jaar 2016 zou kunnen worden gerelateerd. Dat was in een moment van rust, na wederom in verbazing kennis te hebben genomen van het gebruik van zogenaamde standaardomschrijvingen voor ‘Algemene Bepalingen’. Die omschrijvingen zijn in algemene zin afgestemd op alle mogelijke situaties en omstandigheden, en in specifieke gevallen moet eerst worden nagedacht over de vereiste essenties voor schrappen en aanvullen alvorens zo’n standaardverhaal te gebruiken. Is het toeval dat in de rust na mijn kritische beoordeling de gedachte komt om eens na te gaan welke belevingen ik veertig jaar eerder heb vermeld? Toeval bestaat niet, want ergens is iets wat die gedachte bracht. Steeds meer weten van steeds minder is de laatste jaren veelvuldig mijn reactie, niet beseffende dat ik lang geleden professor Hartog al bewonderde voor deze uitspraak. Een goede wens voor 2016 is dat andere sectoren van deze ontwikkeling verschoond zullen blijven.