2. Een tijdelijke stip

Tijd en ruimte zijn niet te bevatten, want zonder begin en einde is niets te verklaren. De aarde is een tijdelijke stip in een evoluerend heelal en de hoogste wetenschap van de mens reikt tot deze stip. Zelfs voor die beperkte ruimte is deze wetenschap niet volledig, en dat dwingt tot berusting in het niet-weten, in het nooit zullen weten en het moeten onderkennen van de ondergeschiktheid van de mens aan het geheim van tijd en ruimte. Het leven van de mens heeft een begin en een einde in die tijd en ruimte. De wetenschap over de mens is veelomvattend, maar stuit op een vergelijkbaar geheim binnen de mens, want denken is niet goed te verklaren. Bij diep nadenken gaat de aandacht ook naar het denken zelf en blijkt het onverklaarbare eveneens binnen de mens aanwezig. Buiten de geheimen van tijd, ruimte en denken is wel heel veel te bevatten, maar ook hier is de wetenschap begrensd. En aan wat onbekend is, kleeft de verwachting dat het ooit bekend zal worden. Het willen doorgronden van het onbekende lijkt een vanzelfsprekendheid en wordt als zodanig aanvaard, zonder daar een geheim in te zien.

Een mens zonder gevoel is niet compleet. De vraag naar de oorzaak van die gevoelloosheid is belangrijk, want gevoelens zijn van grote invloed om beter mens te kunnen zijn. In het grote geheim van tijd en ruimte beweegt onze aarde een tijdje om daarna weer in onzichtbare energie op te gaan. De mensheid heeft een nog korter bestaan: uitgerust met het vermogen om te denken en te voelen, leeft hij in een fractie van de aardse tijdelijkheid. Die mens wordt in zijn bezig-zijn vaak nauwelijks gehinderd door bescheidenheid over de grote geheimen en de daaruit volgende betrekkelijkheid van zijn bestaan.

De omgeving waarbinnen en de tijd waarin wordt geleefd bieden de mogelijkheden voor het bezig-zijn. Afhankelijk van omgeving en tijd zijn er meer of minder mogelijkheden voor eigen keuzes waarmee en op welke wijze bezig te zijn. Het zich spiegelen aan het bezig-zijn van anderen helpt ook om te kunnen vaststellen of een keuze de juiste is; of er genoeg bevrediging in gevonden kan worden. Het bezig-zijn volgt uit verplichtingen, gekozen activiteiten, zucht naar weten, hobby’s en nog veel meer. De keuzes volgen uit de herkenning van talent, ontstaan uit gevoel of worden opgedrongen. Maar de afweging hoe bezig te zijn is belangrijker dan waarmee bezig te zijn. Degene die zich belangrijk waant in het eigen bezig-zijn, vergeet dat zonder het bezig-zijn van anderen weinig mogelijk is. De uitstraling van enthousiast bezig-zijn werkt positief, ongeacht de aard van de activiteiten, maar op voorwaarde dat die andermans vrijheid niet aantasten. Het niet domweg bezig-zijn eist inzicht in de plaats daarvan binnen een groter geheel, en dat alleen al is goed voor een uitvoerige beschouwing. Het respecteren van de waarde van ieders bezig-zijn blijkt minder vanzelfsprekend dan het zou moeten zijn, en leent zich eveneens voor een verhaal op zich.