3. Vrijheid

Vrijheid wordt getypeerd in gevleugelde woorden als: de ware vrijheid luistert naar wetten; vrijheid in gebondenheid; vrijheid is het hoogste goed; vrijheid en gelijkheid. Er is veel geschreven over het begrip ‘vrijheid’. Het wordt als levensvoorwaarde onderkend, en het is daarom zo wonderlijk dat er bij de mens een natuurlijke neiging is om de vrijheid van anderen, maar ook van zichzelf te beperken. De enige beperking moet zijn dat de eigen vrijheid de ander niet mag kwetsen, belasten of diens vrijheid beknotten. Blijkbaar is die beperking voor velen onvoldoende, want zij brengen meer grenzen aan hun eigen vrijheid. Zij lopen mee met anderen, berusten in meer beperkingen, zwijgen als ze ‘nee’ moeten zeggen, lachen als er niets valt te lachen en slapen als ze moeten waken.

Vanuit die gedachten is het boeiend te lezen over de geschiedenis van de totstandkoming van de Grondwet. Lang voor en lang na de Franse Revolutie was er in Nederland een grote passiviteit ten aanzien van een in wetten vastgelegde staatsfilosofie, en pas in 1848 werden Thorbeckes inspanningen daartoe bekroond. Waarom niet veel eerder? Een deel van de mensheid gaat gebukt onder beperkingen van een overheersende staatsmacht, kerk of van conventies, kortom van een overheersende meerderheid. Zolang er brood en spelen zijn, wordt er kennelijk ‘ja’ tegen het leven gezegd, bovendien schept het wel gebruikmaken van vrijheid verantwoordelijkheid.

De eigen vrijheid is meer dan zonder belemmeringen kunnen denken en handelen, meer dan in vrijheid leven, meer dan een economische vrijheid. De wezenlijke vrijheid is de verantwoordelijkheid voor je eigen persoon en daar de eigen rechter voor zijn. De vrije mens bewerkt zijn persoonlijkheid, die nooit volmaakt zal worden, en onder voortdurende zelfkritiek blijft hij daaraan werken. De eigen verantwoordelijkheid voor het vormen van de persoonlijkheid wordt helaas in menige cultuur van buitenaf aangegeven en getoetst. De calvinisten stuurden in de richting van schuld en boete. Boete betekent een schuld, maar van een tegoed is bij hen geen sprake.

Vrijheid is niets, maar wordt alles wanneer het wordt afgenomen. Vrijheid is onafhankelijkheid, maar de mens heeft een onbewuste intrinsieke drang om zijn vrijheid in te perken. De oorzaak daarvan is in de eerste plaats de noodzakelijke zorg voor een draaglijk leven: een beschermend dak boven het hoofd, de behoefte aan voedsel en kleding en het behoud van contacten met anderen. Maar ook ambities op het gebied van eer, genot en welstand, en geestelijke bindingen in liefde en geloof zijn drijfveren. Vrijheid vraagt een onbeschreven blad.